Tweede klas:

het ego ontwaakt.

 

Minder en minder ‘opgaand in zijn omgeving’, meer en meer ‘bewust van de wereld om zich heen’, zo staat vóór u het achtjarige kind, niet meer met open mond, maar met afwachtende blik.

Het handelt vanuit een eigen binnenwereld met voor-stellingen en denkbeelden.

Hierbij laat het zich dikwijls leiden door individuele wensen en verlangens.

Het eenheidsbeleven wordt gesplitst in links en rechts, goed en kwaad, vorm en tegenvorm.

 

Vertelstof

De kinderen maken kennis met de vaak onbereken-bare, eenzijdige karaktertrekken van de mensen via de dierenfabels.

Sluwheid, gulzigheid, leugenachtigheid keren steeds terug.

Het is een confrontatie met eigen hebbelijkheden.

De heiligenlegenden laten het kind ervaren dat de mens deze eenzijdigheden kan overwinnen om het algemeen belang te dienen.

Zo geeft een ‘morele fantasie’ richting aan het handelen.

 

Taal

Het lopend schrift wordt aangeleerd.

De kinderen lezen zelfgeschreven teksten, teksten van het bord of uit een klassikaal leesboek.

Tweeklanken, ‘stralende’ en ‘donkere’ klanken

worden onderscheiden.

Een zin bestaat uit woorden, een woord uit letter-grepen.

Correct schrijven wordt geoefend door visuele dictees.  Spelenderwijs worden de leerlingen binnengeleid in de wereld van de grammatica.

 

Rekenen

Het rekenonderwijs heeft nog steeds een levendig karakter.

De vier hoofdbewerkingen worden verder geoefend tot 100.

De tafels worden uit het hoofd geleerd door stap - en klapoefeningen.

 

Heemkunde

In de heemkundeperiode krijgen de leerlingen via fantasievolle verhalen over mensen, dieren, planten, een zielenverbondenheid met de omgeving.

Het kind wordt zich bewuster van het jaarverloop, de seizoenen, de weken, dagen, uren.