Zesde klas:

een ontdekkingstocht

Het twaalfde levensjaar is, net zoals het negende, een belangrijke mijlpaal.

Nu begint de tweede lengtegroei van het skelet die tot afsluiting komt in het spierstelsel.

Het kind wordt rijp voor abstracties, causale samen-hangen en logica.

Dit is het begin van een langdurig proces. Het begin van zelfkennis is nauw verweven met het inzicht in gebeurtenissen van verleden en heden. In de zesde klas krijgen de leerlingen oog voor het sociale gebeuren rondom hen.

 

Vertelstof

De Romeinse cultuur met zijn veroveraars staat centraal.  De strikt georganiseerde en gereglementeerde Romeinse samenleving nodigt hen uit om te oefenen in discipline en maatschappelijke “gehoorzaamheid”.

 

Taal

Hierin heeft grammatica een belangrijke plaats. Abstraheren is een voorwaarde om de opbouw van zinnen te kunnen doorzien. Daarom wordt in de zesde klas een begin gemaakt met zinsontleding.


Meetkunde

Het vormtekenen evolueert naar meetkunde. De benen van de passer vragen fijne motoriek net op het moment dat armen en benen slungelachtig worden. Door de meetkundige activiteit krijgt het kind invloed op de eigen motoriek. Er ontstaan creatieve figuren, waaruit wetmatig-heden worden afgelezen en samengevat.

 

Fysica

Fysica is er op gericht dat de leerlingen, -zo mogelijk lichamelijk-, fysische verschijnselen uit de wereld van licht, geluid, warmte magnetisme en elektriciteit, kunnen ervaren. Deze periode is geheel gewijd aan het leren waarnemen. Dit maakt de kinderen wakker en vol verwondering voor de wereld.

 
Tuinbouw

Aan de hand van de studie van de Perzische cultuur wordt de overgang van het nomadenleven naar de eerste akkerbouw en huisveeteelt bestudeerd. Vele groenten van nu ontstonden in deze periode. Door het zorgvuldig bijhouden van een dagboek krijgen de leerlingen zicht op diverse leven- processen en de kringloop doorheen het jaar.